Vrijeschool Pedagogie

De vrijescholen werken met doorlopende leerlijnen in een 14-jarig leerplan. Elk levensjaar heeft zijn eigen ontwikkelingsmogelijkheden. In iedere klas loopt een jaarthema als een rode draad door de leerstof heen, passend bij de leeftijdfase. Hierdoor krijgen de verschillende vakken een onderlinge samenhang. Het uiterlijke en innerlijke groeiproces van ieder kind verloopt volgens een bepaald grondpatroon, ondanks alle verscheidenheid die zich in de praktijk voordoet. In elk leerjaar worden nieuwe belangstellingsgebieden bij het kind aangesproken. De leraren lezen aan de ontwikkeling van de kinderen zo fijnzinnig mogelijk af wat ze nodig hebben. Pedagogie is de kunst te herkennen wat kinderen aan verborgen intenties met zich meebrengen en op basis daarvan proberen we een klimaat te scheppen waarin ze zich optimaal kunnen ontplooien.

Ontwikkelingsfasen

In de eerste zeven levensjaren van het kind staat de opbouw van het lichaam centraal. Het kind leert lopen, spreken, denken, zijn lichaam beheersen en het ontwikkelt zijn grove en fijnere motoriek. In de kleuterklas ligt de nadruk op de verzorging van de taal en het behoeden van de fantasie. Tegen de tijd dat het kind tanden gaat wisselen, is het proces van lichamelijke opbouw (in aanleg) afgerond.

In de tweede zevenjaarsperiode (de onderbouw en middenbouw) staat het verwerven van emotionele vaardigheden centraal. De leerkrachten streven ernaar de leerstof beleefbaar te maken voor de leerlingen en de basale cognitieve vaardigheden worden geautomatiseerd. Het gaat hier om lezen, schrijven, rekenen, taal, aardrijkskunde en geschiedenis. De psychische kwaliteiten ontwikkelen zich in de lagere schoolleeftijd. Ze uiten zich in het gevoelsleven van het kind, maar ook de manieren van denken en willen worden aangesproken. Wat het kind weet, is minder belangrijk dan hoe het kind denkt. De aanleg om origineel, creatief en probleemoplossend te denken, heeft haast elk kind. Het is aan de ouders en de leerkracht dat vermogen te behoeden en te verzorgen.

De prepuber en puber beleven zichzelf en de omgeving in hoge mate in hun gevoelens. Daarom tracht de middenbouwleerkracht bij het gevoelsleven van het kind aan te sluiten. Dat gebeurt als het kind voor iets warm kan lopen, er enthousiast door wordt. Dan wordt het voorstellingsvermogen, fantasie, creativiteit en doorzettingsvermogen aangesproken.

In de derde levensfase (vanaf 14 jaar), komt geleidelijk de ontwikkeling van het analytische, abstracte denken tot stand. De leerlingen leren de wereld vanuit het denken te begrijpen.

De mens als geheel

Alle vakken in die samenhang ondersteunen de ontwikkeling van het kind. Intellectueel, creatief, ambachtelijk en sociaal wordt het kind uitgedaagd om zijn persoonlijkheid te ontplooien. Leerstof is daarbij altijd middel en ontwikkeling het doel. Wij kennen dus geen vroegtijdige specialisatie in de vorm van een beperkt vakkenpakket. Het leerplan is gericht op een algemene ontwikkeling over een breed scala aan vakken, die iedere leerling op een individueel niveau kan volgen. Wij gebruiken minder leerboeken dan in het reguliere onderwijs. Standaardmethoden geven vaak geen antwoord op de specifieke vragen van een bepaalde klas. Wanneer de leerkrachten zelf de leerstof omwerken tot lessen, houden ze de klassen in beeld en brengen hun enthousiasme over.

Verwerking van de lesstof

Wij zien zelfwerkzaamheid als een belangrijke, stimulerende factor in het leerproces. De leraar bevordert deze en vraagt om persoonlijke reacties van leerlingen. De kunstzinnige verwerking van de lesstof spreekt het gevoelsleven en de wil aan. Deze benadering geldt voor alle vakken, dus ook voor bijvoorbeeld Frans of wiskunde. Dit vergt van leerlingen concentratie, wilsinzet en het vermogen om zich in te leven.

Sociale vorming

Leerkracht en kinderen blijven in principe vele jaren bijeen in de klas. Zo oefenen de kinderen hun gemeenschapszin en verantwoordelijkheidsgevoel. De school als geheel vormt een sociale gemeenschap. Sommige feesten vieren we in de klas, andere feesten vieren we met meerdere klassen of met de hele school. De eerste en de laatste schooldag van het schooljaar zijn speciaal; alle klassen, van de eerste tot de twaalfde, wonen ze gezamenlijk bij. We organiseren presentaties van leerlingen en we vieren de jaarfeesten samen. Zo scheppen we een concrete basis voor een levendig geheel met een intens vertakt netwerk.

Twee keer per jaar is er een klassenpresentatie, “schoolfeest” genaamd, waarbij in beide gebouwen een aantal klassen op het toneel iets uit de les laat zien, zoals reken- en taalspelletjes, recitaties, toneel, euritmie, gymnastiek en spreekbeurten van bovenbouwleerlingen. Ook hierbij zitten onderbouw en bovenbouw met elkaar in dezelfde zaal. Er is jaarlijks een sportdag voor de hele school samen, vanaf de derde klas. De bovenbouw houdt enkele malen per jaar een voetbal-, volleybal-, softbal-, of basketbaltoernooi. Ieder jaar is er voor de klassen apart een schoolreis, georganiseerd door de klassenleraar in samenwerking met leerlingen en ouders.

Jaarfeesten

In de school leeft een religieuze grondhouding, en we volgen het jaarverloop aan de hand van een historisch bepaalde reeks feesten. Ze dragen universele waarden in zich (bijv. geboorte, sterven). Ze komen elk jaar terug; de kinderen leven ernaar toe en bij de meeste feesten worden de ouders betrokken. Ze worden tijdens ouderavonden, op de website en in de achtergrondinformatie uitgebreid besproken.

Het Michaëlsfeest (29 september) is het eerste feest in het nieuwe schooljaar. Het is niet alleen een feest van de oogst in de herfst maar ook het feest van de moed. De legende van Sint Joris die de draak versloeg, is het hoofdthema. Dit feest wordt door de school gezamenlijk gevierd: de kinderen doen een tocht met opdrachten in een groep van twaalf kinderen, uit elke klas één, onder leiding van de oudste, de twaalfdeklasser. Met het donkerder worden van de dagen vieren de jongere kinderen Sint Maarten. Op 11 november gaan de kinderen van vier tot ca. acht jaar in optocht langs de huizen en door het bos met een uitgeholde knol of biet, waarin een kaarsje brandt. In de adventstijd valt het Sint Nicolaasfeest dat in de klas intensief wordt gevierd.

De kersttijd wordt ingeluid met de vieringen van Advent. Dan is het donker in de gangen van de school als de kinderen aankomen, en wordt er bij kaarslicht geluisterd naar muziek die door ouders ten gehore wordt gebracht in de grote zaal. De kinderen zien het Paradijsspel, opgevoerd door leerkrachten. Het Kerstfeest wordt onder andere gevierd met een opvoering van het Kerstspel door de leraren. Het is van oorsprong een middeleeuws mysteriespel dat op de vrijescholen in ere wordt gehouden. In de lente is er het Paasfeest, met voor de kleintjes een optocht met palmpaasstokken, en bij de kleuters Pinksteren met een Pinksterbruid en –bruidegom. In de zomer ten slotte het feest van Sint Jan (24 juni), een buitenfeest voor de onderbouw.