Maandbericht januari 2015
ONZE VISIE OP TOETSEN
Ongeveer tien jaar gelden deden de Cito tussentoetsen hun intrede in onze school. Na aanvankelijke grote weerstand zijn ze inmiddels een vertrouwd onderdeel binnen het scala aan toetsen op school. Waar veel van onze beoordelingen kwalitatief zijn en een beschrijvende observatie van de ontwikkeling van het kind geven, zijn de Cito toetsen bij uitstek kwantitatieve beoordelingen. Dat wil zeggen dat zij in een absolute waarde een oordeel geven over de beheersing van diverse vaardigheden op het gebied van taal en rekenen. Zo’n beoordeling komt tot stand door een normering die is afgezet tegen een landelijk gemiddelde. Het cijfer laat zien waar het kind staat ten opzichte van het veronderstelde beheersingsniveau van de stof op dat moment. Hierdoor ontstaat er na verloop van jaren ook een beeld van welk vervolg onderwijs na de basisschool het beste bij het kind past (VMBO-HAVO-VWO).
Klachten over de Cito toetsen
De meest gehoorde klachten tegen deze kwantitatieve toetsen zijn dat het moment opnamen zijn, dat ze te veel gericht zijn op exclusief het cognitieve vermogen van het kind, of dat ze kinderen te vroeg confronteren met faal ervaringen (lage score) waardoor ze een negatief zelfbeeld ontwikkelen. Een andere klacht is dat de norm steeds zwaarder wordt, omdat het landelijk gemiddelde de neiging heeft continue te stijgen, wat dan weer het gevolg is van te veel en expliciet trainen op deze toetsen (wat tegen de regels is, maar blijkbaar kunnen veel scholen toch niet aan de verleiding weerstaan). Hierdoor lijken we in een vicieuze cirkel terecht te zijn gekomen waarbij we steeds harder moeten focussen op de ontwikkeling van de cognitieve vaardigheden om maar aan de norm te voldoen (wat natuurlijk ten koste gaat van de ontwikkeling van andere, bijvoorbeeld de kunstzinnige vaardigheden).
Hoe kijken wij hier naar?
Laat voorop duidelijk zijn dat wij als school voor het overgrote deel aan de landelijke normen van deze toetsen voldoen. Dat is ook onze ambitie, maar het is geen blinde ambitie! Vooral technisch lezen was in het verleden eerder zwak. Daar wordt nu extra aandacht aan besteed.
Wij hebben als vrije school steeds het standpunt ingenomen dat het kind zich gezond moet kunnen ontwikkelen, dus naar al zijn kwaliteiten en mogelijkheden. Daar past een eenzijdige cognitieve toetsing niet bij. Dat wil zeggen niet als exclusieve toetsing. Juist ook de meer kwalitatieve beoordelingen zijn voor ons erg belangrijk om de ontwikkeling van het kind te volgen. Maar daarnaast zijn de kwantitatieve toetsen (los van het verplichte karakter) een zeer bruikbaar hulpmiddel om de ontwikkeling van de kinderen te meten. Door de resultaten (in het onderwijs jargon ‘de opbrengsten’) te analyseren weet de leerkracht bovendien aan welke onderwerpen er nog extra aandacht moet worden geschonken. Dit is een belangrijke functie van iedere toetsing. Naast de Cito tussentoetsen bevatten ook de periode toetsen meestal een kwantitatief onderdeel. Bij kleuters geloven wij niet dat cognitieve toetsing enige waarde heeft. Dat is de reden dat wij altijd sterk gekant zijn geweest tegen dergelijke toetsen bij kleuters en ze ook nooit hebben afgenomen.
De klacht dat het momentopnamen zijn is niet helemaal terecht. Immers, tijdens de periodelessen en de dagelijkse oefenuren maken de kinderen veel oefeningen die vergelijkbaar zijn met kleine toetsjes. Daardoor heeft de leerkracht al een heel aardig beeld van hoe een kind zich ontwikkelt. In de meeste gevallen komt dat beeld goed overeen met het beeld van de toets. Bovendien zijn er door de jaren heen meerdere toetsen, een eenmalige (negatieve) afwijking omdat het kind op een bepaald toetsmoment ziek, moe of ongelukkig was, wordt daardoor uitgevlakt.
Het klopt dat de Cito toetsen zich exclusief op de cognitie richten. Daarom maken ze ook maar een (beperkt) deel uit van ons totale toetsingsinstrumentarium. Door, zeker in de lagere klassen weinig nadruk te leggen op de toetsen en de toetsuitslagen voorkomen we dat kinderen al op jonge leeftijd worden geconfronteerd met faal ervaringen op dit gebied.
Blijft er nog een grote klacht overeind, namelijk de alsmaar stijgende norm. Dit is een onderwerp waar wij ons als school serieuze zorgen over maken. Het is voor ons aanleiding geweest om op zoek te gaan naar andere erkende kwantitatieve toetsen en wij zullen in de loop van dit schooljaar gaan beslissen of die een passend alternatief bieden, juist ook op dit punt.
Hoe delen wij de resultaten?
Graag sta ik nog even stil bij de manier waarop wij de resultaten (opbrengsten) met u als ouders delen. Omdat we dit wel belangrijk vinden, maar er niet overdreven de nadruk op willen leggen doen wij dit twee maal per jaar, één keer in een gesprek in de winter en één keer schriftelijk middels het getuigschrift in de zomer. Dit sluit overigens aan bij de twee toetsperiodes voor de Cito tussentoetsen in januari en juni.
Tijdens de tafeltjesgesprekken in februari / maart krijgen de ouders inzicht in de ontwikkeling van hun kind. Vanaf de eerste klas wordt er op dat moment ook inzicht gegeven in de resultaten van toetsen en de opbrengsten van de Cito tussentoetsen. Steeds meer proberen we in de hogere klassen het cognitief ontwikkelingsbeeld te laten zien aan de hand van een grafische weergave, waarin duidelijk wordt hoe het kind zich ontwikkelt en verhoudt ten opzichte van de normgroep.
In het getuigschrift, dat net voor de zomervakantie wordt meegegeven, wordt uitgebreid de totale ontwikkeling van het kind beschreven. Daarbij is er ook veel ruimte voor de kwalitatieve observaties bij vak- en periodeonderwijs. Als bijlage worden dan ook weer de Cito resultaten meegegeven.
Schooladvies en Eindtoets
In de zesde klas formuleert de klassenleerkracht een schooladvies voor de middelbare school. Naast de eigen kwalitatieve observaties van de leerkracht zijn de opbrengsten van de (Cito) tussentoetsen een belangrijke graadmeter voor dit advies. Vandaar dat er vanaf het einde van klas vier ook duidelijkheid moet worden gegeven over het niveau waarop deze toetsen zijn gemaakt. Dit jaar zijn er bovendien verplichte eindtoetsen ingevoerd. Die worden in het voorjaar afgenomen, nadat het schooladvies is gegeven. De score op dergelijke toetsen heeft nooit een negatief effect op het schooladvies, maar kan dat advies wel positief beïnvloeden. Overigens hoeven deze toetsen in dit overgangsjaar nog niet te worden afgenomen en zullen wij dat ook niet doen. Wij zijn namelijk niet onverdeeld gelukkig met deze eindtoets. Het geeft een extra belasting voor de leerlingen die er zelf weinig baat bij hebben (omdat de schooladviezen al zijn gegeven en een eventuele positieve bijstelling vaak te laat komt, omdat de schoolkeuze/inschrijving al is gebeurd). De eindtoets is wel echt een momentopname en het lijkt vooral een instrument voor de onderwijsinspectie om scholen op af te rekenen.
ANTROPOSOFISCH KIND CENTRUM
Vanaf 1 september is er een samenwerking aangegaan tussen De Vrije School Den Haag en De Sprank, is de overkoepelende organisatie waaronder Het Grote Huis (naschoolse opvang) en de Vrije Speelklas (peuterklasjes) vallen. De ambitie van deze samenwerking is om te komen tot een Antroposofisch Kindcentrum voor kinderen en ouders.
Door dit samenwerkingsverband ontstaat een ononderbroken lijn tussen onderwijs, welzijn, peuterspeelzaalwerk en kinderopvang, vanuit één pedagogische visie. De beide betrokken organisaties zetten zich in om kinderen en ouders van de school en in de wijk iets extra’s te bieden. Educatief partnerschap met ouders en opvoedingsondersteuning is in het belang van de kinderen om de gezonde ontwikkeling van kinderen te stimuleren. Het betrekken van de wijk bij activiteiten voor en door kinderen versterkt de brede functie van de school in haar omgeving. De Vrije School en De Sprank zijn van mening dat zij alleen door een optimale samenwerking met elkaar en anderen de kwaliteit kunnen bieden die kinderen verdienen.
De Sprank heeft de afgelopen maanden hard gewerkt aan een nieuwe frisse inrichting van alle lokalen in de school. Opvallend is te zien dat er een duidelijke afstemming is met de rest van de school. Ook is er een nieuw team van pedagogisch medewerkers aangesteld en is er een duidelijke wederzijdse betrokkenheid ontstaan tussen dit team en het team van de school. Hiermee hebben we de eerste stappen gezet naar een brede integrale aanpak. De komende jaren zal zich dit nog verder ontwikkelen.