Klas 1

Leerstofoverzicht 

De kinderen van de eerste klas zijn ´schoolrijp´, maar de dromerig-wijze ogen verraden echter dat zij soms ook nog kleuter zijn, waar langzaam het schoolkind uit tevoorschijn komt. Naast de spontane drijfveer van het willen spelen, komt er een andere: het willen volgen van iets dat van buitenaf wordt gesteld. De kinderen worden leerkrachtgericht en een eerste leergierigheid dient zich aan. Vanuit de kringspelen, bewegingsspelen, liedjes, verhaaltjes van de kleuterklas wordt, vanuit de wil om groot te zijn, het willen leren opgepakt. Langs die weg wordt een leerhouding en gewoontevorming gewekt die duurzaam is. 

Vertelstof 

In de eerste klas staan de sprookjesbeelden centraal. Sprookjes sluiten aan bij de ontwikkeling van de eersteklasser, die nog een vanzelfsprekend vertrouwen heeft in elementaire zekerheden. In sprookjes zijn de dingen goed of slecht; de prinses is wat zij is, net als haar tegenpool, de heks. Bovendien bevatten de sprookjes geen rationele leerstellingen, maar beelden en voorstellingen die moeiteloos door de fantasie van het kind kunnen worden opgenomen. 

Taal 

In de eerste taalperiodes in de eerste klas leren de kinderen het schrijven door de letterbeelden die voortkomen uit de vertelstof. De letterbeelden worden gedurende de volgende taalperiodes geabstraheerd, waardoor uiteindelijk de kale letter overblijft. We leren de kinderen de kleine letters aan, de boekenletters. Spraakoefeningen, versjes, liedjes en toneelspel ondersteunen het bewuste spreken en het leren luisteren.  De motorische vaardigheden om te kunnen schrijven oefenen de kinderen tijdens de vormtekenlessen. De kinderen leren klankzuivere woorden lezen, korte woorden met afwijkende spellingspatronen en meerlettergrepige woorden. 

Rekenen 

Het uitgangspunt van het rekenen in de eerste klas is dat vanuit het doen het rekenen ontstaat. In de eerste rekenperiode leren de kinderen de kwaliteiten van de getallen kennen (één zon, twee handen, enz.). Hieraan gekoppeld leren de kinderen hoeveelheden noteren met de Romeinse cijfers, die het beeldkarakter van de getallen goed uitdrukken. Daarna wordt de overstap gemaakt naar de Arabische cijfers. Het rekenen gaat bij voorkeur uit van het geheel, om van daaruit naar de delen te kijken. Door de rekenverhalen leren de kinderen tellen en de vier rekenbewerkingen te gebruiken en ontstaan de abstracte sommen tot 24. Vanuit het tellen worden ritmisch lopend de getallenreeksen van de eerste tafels van vermenigvuldiging geoefend. 

Heemkunde 

In de eerste klas hebben de kinderen twee heemkundeperiodes, één in de herfst en één in de lente. De kinderen maken als het ware een verkenningstocht door de natuur, waardoor ze de omgeving en de tijd leren kennen. D.m.v. verhalen, knutselwerkjes, liedjes, gedichtjes, tekeningen en wandelen worden de elementen van de herfst en de lente beleefd. We kijken naar de weersveranderingen, we zien hoe planten en dieren zich in de herfst voorbereiden op de winter en later in de lente daaruit ontwaken. 

Toneel 

In de eerste klas voeren de kinderen meestal twee toneelstukken op. In de kersttijd laten de kinderen het kerstspel zien en verderop in het jaar een sprookje. In de eerste klas gaat het toneelspel om het collectieve resultaat; de kinderen spreken en zingen samen, ervaren samen hoe het is om als Maria het kindje te ontvangen of hoe sterk je moet zijn om als reus een steen uit te knijpen. Tijdens de oefenperiode krijgt ieder kind de kans om eens alle verschillende rollen te spelen en leren de kinderen samen te luisteren en kijken hoe ze tijdens het spreken het beste kunnen laten horen en zien waar het verhaal over gaat. 

Schilderen, tekenen, vormtekenen 

Tijdens het nat-in-nat schilderen in de eerste klas leren de kinderen de verschillende kwaliteiten en stemmingen van kleuren ervaren en gebruiken.  

Met tekenen leren de kinderen vanuit het platte vlak te werken en niet meer primair vanuit de lijn- vanuit de beweging leren we mensen en dieren neer te zetten op papier.  

Tijdens het vormtekenen gaan we ervan uit dat een vorm een tot stilstand gekomen beweging is. Het kost de nodige concentratie, doorzettingsvermogen en oog-handcoördinatie om een vorm naar tevredenheid op papier te krijgen.  

Vreemde talen 

De kinderen verwerven spelenderwijs een eerste woordenschat en de juiste uitspraak d.m.v. versjes, liedjes, spelletjes en vraag- en antwoordgesprekjes.  

Euritmie 

Vanuit de eenheid van de kring, ondersteund door lier- of harpmuziek, oefenden de kinderen het lopen van rechte en ronde wegen. Ook leerden zij te differentiëren tussen grote, kleine, zware, lichte en snelle en langzame passen. Aan de hand van korte gedichten en een sprookje, alle ritmisch en op rijm opgebouwd, bootsten de kinderen de klankgebaren van klinkers en medeklinkers na. Met behulp van vaardigheidsoefeningen werkten zij op den duur zelfstandig aan lichaamsoriëntatie en aan de lateralisatie van de beweging. 

Handwerken 

Met het aanleren van het breien breng je de kinderen tot coördinatie van beide handen. Door het gebruik van vrolijke kleuren wol ontstaat het enthousiasme voor het maken van diverse eenvoudige werkstukjes zoals bal, kabouter en dieren. 

Muziek 

Via het beleven en doen, luisteren en zingen, werken we in de muziekles aan melodie en toon beleven. We maken muziek op pentatonisch gestemde lieren en andere slag- of klank- instrumenten.